Inhoud
Lamb (zelfstandig naamwoord)
Een jong schaap.
Lamb (zelfstandig naamwoord)
Het vlees van een lam of schaap dat als voedsel wordt gebruikt.
Lamb (zelfstandig naamwoord)
Een persoon die zachtmoedig, volgzaam en gemakkelijk geleid is.
Lamb (zelfstandig naamwoord)
Een eenvoudige, niet verfijnde persoon.
Lamb (zelfstandig naamwoord)
Iemand die onwetend speculeert op de beurs en het slachtoffer wordt.
Lamb (werkwoord)
Van een schaap, om te baren.
Lamb (werkwoord)
Om te helpen (schapen) om te bevallen.
"De herder was de hele nacht op en lamde haar jonge ooien."
Chilver (zelfstandig naamwoord)
Een vrouwelijk lammetje
Lamb (zelfstandig naamwoord)
een jong schaap.
Lamb (zelfstandig naamwoord)
het vlees van een lam als voedsel
"we hadden gebraden lam voor het avondeten"
"lamskoteletjes"
Lamb (zelfstandig naamwoord)
figuurlijk gebruikt als een symbool van zachtmoedigheid of onschuld
"hij accepteerde haar beslissing als een lam"
Lamb (zelfstandig naamwoord)
gebruikt om iemand te beschrijven of aan te spreken die met genegenheid of medelijden wordt beschouwd, vooral een jong kind
"het arme lam is erg overstuur"
Lamb (werkwoord)
(van een ooi) bevallen van lammeren
"Shetland schapenlam heel gemakkelijk"
Lamb (werkwoord)
neigen (ooien) tijdens het lammeren
"Ik lammerde een kudde van 30 ooien voor een buurman"
Lamb (werkwoord)
iemand aanmoedigen om hun geld te verkwisten, vooral aan alcohol
"Pitt was gelammerd door het Varken en Fluitje"
Lamb (zelfstandig naamwoord)
De jongen van de schapen.
Lamb (zelfstandig naamwoord)
Iedereen die zo onschuldig of zachtaardig is als een lam.
Lamb (zelfstandig naamwoord)
Een eenvoudige, niet verfijnde persoon; in de cant van de beurs, iemand die onwetend speculeert en het slachtoffer wordt.
Lamb (werkwoord)
Om een lam of lammeren voort te brengen, als schapen.
Lamb (zelfstandig naamwoord)
jonge schapen
Lamb (zelfstandig naamwoord)
Engelse essayist (1775-1834)
Lamb (zelfstandig naamwoord)
een persoon gemakkelijk bedrogen of bedrogen (vooral in financiële zaken)
Lamb (zelfstandig naamwoord)
een lieve onschuldige, zachtaardige persoon (vooral een kind)
Lamb (zelfstandig naamwoord)
het vlees van een jong tamme schaap dat als voedsel wordt gegeten
Lamb (werkwoord)
een lam baren;
"de ooi lammer"