Inhoud
Whith (voorzetsel)
verouderde vorm van met
Met (voorzetsel)
Tegen.
"Hij koos een gevecht met de klas pestkop."
Met (voorzetsel)
In het gezelschap van; naast, dicht bij; dichtbij.
"Hij ging met zijn vrienden."
Met (voorzetsel)
In aanvulling op; als een accessoire voor.
"Ze bezit een motorfiets met een zijspan."
Met (voorzetsel)
Wordt gebruikt om gelijktijdige gebeurtenissen of onmiddellijke opvolging of gevolgen aan te geven.
Met (voorzetsel)
Ter ondersteuning van.
"We zijn altijd bij je."
Met (voorzetsel)
Om het bereiken van oorzaak, middelen, instrument, enz. Aan te duiden; - soms gelijk aan door.
"gedood met rovers"
Met (voorzetsel)
Gebruik als instrument; door middel van.
"gesneden met een mes"
Met (voorzetsel)
Gebruik als voeding; recenter vervangen door op.
Met (voorzetsel)
Hebben, bezitten.
With (bijwoord)
Samen, samen met anderen, in een groep, etc.
"Wil je komen met?"
Met (voorzetsel)
vergezeld door (een andere persoon of ding)
"een lekkere biefstuk met een fles rode wijn"
Met (voorzetsel)
iets hebben of bezitten
"een bloemtak bloes met een witte kraag"
Met (voorzetsel)
dragen of dragen
"een kleine man met een dikke bril"
Met (voorzetsel)
geeft het instrument aan dat wordt gebruikt om een actie uit te voeren
"snijd de vis met een mes"
"behandeling met zuur vóór analyse"
Met (voorzetsel)
met vermelding van het materiaal dat voor een doel wordt gebruikt
"vul de kom met water"
Met (voorzetsel)
in tegenstelling tot
"er brak een rij uit met een andere man"
Met (voorzetsel)
het aangeven van de manier of houding waarin een persoon iets doet
"de mensen schreeuwden van plezier"
Met (voorzetsel)
verantwoordelijkheid aangeven
"laat het bij mij"
Met (voorzetsel)
in verhouding tot
"mijn vader zal boos op me zijn"
Met (voorzetsel)
beïnvloed door (een bepaald feit of aandoening)
"hes in bed met de griep"
Met (voorzetsel)
met vermelding van de oorzaak van (een aandoening)
"hij beefde van angst"
Met (voorzetsel)
vanwege (iets) en als het gebeurt
"wijsheid komt met de leeftijd"
Met (voorzetsel)
in dienst van
"shes met de Inland Revenue nu"
Met (voorzetsel)
gebruik van de diensten van
"Ik bank met de TSB"
Met (voorzetsel)
in dezelfde richting als
"zeezoogdieren zwemmen over het algemeen met de stroming mee"
Met (voorzetsel)
duidt op scheiding of verwijdering van iets
"om afstand te doen van je dierbaarste bezittingen"
"hun banen zouden kunnen worden afgeschaft"
With (zelfstandig naamwoord)
Zie met.
Met (voorzetsel)
Met geeft een situatie of relatie aan van nabijheid, nabijheid, associatie, verbinding of iets dergelijks.
Met (voorzetsel)
Om een nauwe of directe relatie van oppositie of vijandigheid aan te duiden; - gelijk aan tegen.
Met (voorzetsel)
Om associatie aan te duiden met betrekking tot situatie of omgeving; vandaar onder; in het gezelschap van.
Met (voorzetsel)
Om een verband aan te duiden van vriendschap, steun, alliantie, hulp, gelaat, enz .; vandaar, aan de kant van.
Met (voorzetsel)
Om het bereiken van oorzaak, middelen, instrument, enz. Aan te duiden; - soms gelijk aan door.
Met (voorzetsel)
Om associatie in gedachten aan te duiden, als voor vergelijking of contrast.
Met (voorzetsel)
Om simultaan gebeuren aan te duiden, of onmiddellijke opvolging of consequentie.
Met (voorzetsel)
Om aan te duiden dat het een bezit of een aanhangsel is; zoals het uitspansel met zijn sterren; een bruid met een groot fortuin.