Inhoud
Underlook (zelfstandig naamwoord)
een verdachte of kritische blik; frons, leer
Underlook (werkwoord)
verdacht of wantrouwig zijn
Underlook (werkwoord)
om ergens onder te kijken
Underlook (werkwoord)
Te missen omdat men te laag kijkt.
Underlook (werkwoord)
aandachtig kijken naar of in, onderzoeken, inspecteren
Underlook (werkwoord)
Om niet de juiste waarde of respect te geven.
Overlook (zelfstandig naamwoord)
Een uitzicht of punt dat een prachtig uitzicht geeft.
Overlook (werkwoord)
Een weergave (van iets) bieden vanuit een hogere positie.
"Onze hotelkamer kijkt uit over het meer."
Overlook (werkwoord)
Om niet te merken; over en verder kijken (alles) zonder het te zien.
"Deze fouten werden over het hoofd gezien door de proeflezers."
Overlook (werkwoord)
Doen alsof je het niet hebt opgemerkt (iets, vooral een fout of fout); overgaan (iets) zonder afkeuring of straf.
"Ik ben niet bereid dergelijk slecht gedrag over het hoofd te zien."
Overlook (werkwoord)
Om neer te kijken op (iets) vanuit een plaats die boven of boven is.
"uitzicht op een vallei vanaf een heuvel"
Overlook (werkwoord)
Toezicht houden op; bewaken.
"om een bende arbeiders over het hoofd te zien; om iemand over het hoofd te zien die een brief schrijft"
Overlook (werkwoord)
Stiekem of stiekem observeren of kijken (iemand of iets).
Overlook (werkwoord)
Inspecteren (iets); onderzoeken; zorgvuldig of herhaaldelijk kijken.
Overlook (werkwoord)
Met een boze blik aanschouwen; betoveren door te kijken; fascineren. nl
Overlook (werkwoord)
niet opmerken
"hij lijkt een belangrijk feit over het hoofd te hebben gezien"
Overlook (werkwoord)
negeren of negeren (iets, vooral een fout of een overtreding)
"ze was meer dan klaar om zijn fouten over het hoofd te zien"
Overlook (werkwoord)
voorbijgaan (iemand) ten gunste van een ander
"hij werd over het hoofd gezien door het Nobelcomité"
Overlook (werkwoord)
van bovenaf gezien
"het kasteel kijkt uit over velden van maïs en olijfbomen"
Overlook (werkwoord)
(van een plaats) open zijn voor weergave en zo weinig privacy hebben
"het is beter als het pand niet over het hoofd wordt gezien"
Overlook (werkwoord)
toezicht houden
"hij zag zijn oogstmannen over het hoofd"
Overlook (werkwoord)
betoveren met het boze oog
"ze vertelden hen dat ze over het hoofd werden gezien door een ongelukkige persoon"
Overlook (zelfstandig naamwoord)
een commanderende positie of weergave
"het uitzicht op de stadssite"
Overzien
Om neer te kijken vanaf een plaats die boven of boven is; om te kijken of te bekijken vanuit een hogere positie; zich boven bevinden, zodat u zicht heeft op; zoals, om een vallei vanaf een heuvel over het hoofd te zien; een hotelkamer met uitzicht op de markt.
Overzien
Vandaar: toezicht houden; bewaken; soms om in het geheim te observeren; zoals, om een bende arbeiders over het hoofd te zien; om iemand over het hoofd te zien die een brief schrijft.
Overzien
Inspecteren; onderzoeken; zorgvuldig of herhaaldelijk kijken.
Overzien
Met een boze blik aanschouwen; betoveren door te kijken; fascineren.
Overzien
Over en verder kijken (alles) zonder het te zien; missen in het kijken; nalaten op te merken; nalaten te observeren; zoals, om bovendien een fout over het hoofd te zien; om een ontbrekende bout over het hoofd te zien.
Overzien
Zich onthouden van kennisgeving of aandacht; negeren of opzettelijk negeren; overgaan zonder afkeuring of straf; te verontschuldigen of gratie te verlenen (een fout, fout of fout).
Overlook (zelfstandig naamwoord)
een hoge plek met een goed uitzicht
Overlook (werkwoord)
kijk voorbij, merk niet op
Overlook (werkwoord)
georiënteerd zijn in een bepaalde richting;
"Het huis kijkt uit op een tennisbaan"
"Het appartement kijkt uit over de Hudson"
Overlook (werkwoord)
ongedaan maken of weglaten;
"Hoe kon ik die typfout missen?"
"De arbeiders op de transportband missen een op de tien"
Overlook (werkwoord)
neerkijken op;
"De villa domineert de stad"
Overlook (werkwoord)
waken over;
"Ik zie haar werk over het hoofd"