Inhoud
-
Toward
Toward; (Schots-Gaelisch: Tollard) is een dorp in de buurt van Dunoon op het zuidelijke puntje van het schiereiland Cowal met uitzicht op de Firth of Clyde, gelegen in Argyll en Bute, Schotland.
Naar (voorzetsel)
In de richting van.
"Ze liep naar de deur."
Naar (voorzetsel)
In relatie tot (iemand of iets).
"Wat zijn uw gevoelens tegenover hem?"
Naar (voorzetsel)
Voor het bereiken van (een doel).
"Ik spaar geld om met pensioen te gaan."
Naar (voorzetsel)
Dicht bij gelegen; dichtbij (een tijd of plaats).
"Onze plaats is voorbij naar het station."
Toward (bijvoeglijk naamwoord)
Opbrengst, soepel; volgzaam; klaar of geschikt om te leren; niet froward.
Toward (bijvoeglijk naamwoord)
Toekomst; komen.
Toward (bijvoeglijk naamwoord)
Naderen, naderen; dreigend; bij de hand.
Toward (bijvoeglijk naamwoord)
Veelbelovend, waarschijnlijk.
Naar (voorzetsel)
alternatieve vorm van richting
"In de richting"
"Fromward | fromwards"
Towards (bijwoord)
In de richting van iets (aangegeven door con).
Towards (bijvoeglijk naamwoord)
In de buurt; bij de hand; in voorbereiding; richting.
Naar (voorzetsel)
variant van richting
Toward (bijvoeglijk naamwoord)
aan de hand; bezig
"is er iets nieuws in de richting?"
Naar (voorzetsel)
in de richting van
"ze reden naar de Duitse grens"
Naar (voorzetsel)
dichterbij het bereiken van (een doel)
"op weg naar een politieke en monetaire unie van de EU"
Naar (voorzetsel)
dichtbij of dichterbij (een bepaalde tijd)
"tegen het einde van april"
Naar (voorzetsel)
het uitdrukken van de relatie tussen gedrag of een houding en de persoon of het ding waarop het is gericht of waar het betrekking op heeft
"onze houding tegenover de dood"
"hij was warm en teder tegenover haar"
Naar (voorzetsel)
bijdragen aan de kosten van
"de gemeente heeft een subsidie verstrekt voor de kosten van nieuwe bussen"
Naar (voorzetsel)
In de richting van; naar.
Naar (voorzetsel)
Met richting aan, in morele zin; met respect of verwijzing naar; met betrekking tot; met betrekking tot.
Naar (voorzetsel)
Neigen naar; in de richting van; namens.
Naar (voorzetsel)
In de buurt; over; nadert.
Toward (bijwoord)
In de buurt; bij de hand; in voorbereiding.
Toward (bijvoeglijk naamwoord)
Het naderen; komt in de buurt.
Toward (bijvoeglijk naamwoord)
Klaar om te doen of te leren; voldoet aan de plicht; niet froward; apt; volgzaam; handelbaar; als een richting de jeugd.
Toward (bijvoeglijk naamwoord)
Klaar om te handelen; vooruit; stoutmoedig; dappere.
Naar (voorzetsel)
Zie Naar.