Inhoud
Het belangrijkste verschil tussen Togather en Together is dat de Togather is een spelfout van samen en Samen is tegelijkertijd op dezelfde plaats; in nauwe associatie of nabijheid.
Together (bijwoord)
Tegelijkertijd op dezelfde plaats; in nauwe associatie of nabijheid.
"We gingen samen naar school."
Together (bijwoord)
Op één plek; in één ding; gecombineerd.
"Hij heeft alle onderdelen bij elkaar gezet."
Together (bijwoord)
In een relatie of partnerschap, bijvoorbeeld een zakelijke relatie of een romantisch partnerschap.
"Bob en Andy gingen samen zaken doen."
"Jenny en Mark zijn samen sinds ze op vakantie gingen naar Mexico."
Together (bijwoord)
Zonder pauze of onderbreking; doorlopend; ononderbroken.
Together (bijvoeglijk naamwoord)
Samenhangend; goed georganiseerd.
"Hij is echt samen."
Together (bijwoord)
In bedrijf of vereniging met betrekking tot plaats of tijd; zoals, om samen in één huis te wonen; samenleven in dezelfde tijd; ze liepen samen naar de stad.
Together (bijwoord)
In of in vereniging; in kruising; zoals, om twee dingen aan elkaar te naaien, te breien of vast te maken; om dingen samen te mengen.
Together (bijwoord)
In overleg; met wederzijdse samenwerking; terwijl de geallieerden samen oorlog voerden tegen Frankrijk.
Together (bijvoeglijk naamwoord)
mentaal en emotioneel stabiel;
"shes echt samen"
Together (bijwoord)
in combinatie met; gecombineerd;
"Onze samengestelde salarissen konden de schade niet betalen"
"we konden de schade niet betalen zonder alle salarissen bij elkaar"
Together (bijwoord)
in contact met elkaar;
"de bladeren kleven aan elkaar"
Together (bijwoord)
op één plaats geassembleerd;
"we waren samen"
Together (bijwoord)
in elkaars bedrijf;
"we gingen samen naar de film"
"het gezin dat samen bidt blijft bij elkaar"
Together (bijwoord)
tegelijkertijd;
"we zijn samen afgestudeerd"
Together (bijwoord)
met samenwerking en uitwisseling;
"we werkten samen aan het project"
Together (bijwoord)
met een gemeenschappelijk plan;
"act in concert"