Inhoud
Het belangrijkste verschil tussen mevrouw en mevrouw is dat de Miss is een eervolle traditioneel alleen gebruikt voor een ongehuwde vrouw en Mevrouw is een beleefde vorm van adres voor vrouwen, vooral in Amerikaans Engels.
-
Mevrouw
Miss (uitgesproken) is een eervolle Engelse taal die traditioneel alleen wordt gebruikt voor een ongehuwde vrouw (die geen andere titel gebruikt zoals "Doctor" of "Dame"). Afkomstig uit de 17e eeuw, het is een samentrekking van minnares, die werd gebruikt voor alle vrouwen. Een periode wordt niet gebruikt om de contractie aan te duiden. De tegenhangers zijn mevrouw, meestal alleen gebruikt voor getrouwde vrouwen, en mevrouw, die kan worden gebruikt voor getrouwde of ongehuwde vrouwen. Het meervoud Misses kan worden gebruikt, zoals in The Misses Doe. De traditionele Franse "Mesdemoiselles" (afkorting "Mlles") kan ook worden gebruikt als meervoud in het Engels gesprek of correspondentie. In Australische scholen wordt de term miss door elkaar gebruikt met vrouwelijke leraren.
-
Mevrouw
Mevrouw, of, zoals Frans, mevrouw of, is een beleefde vorm van adres voor vrouwen, vaak gecontracteerd aan mevrouw. De afkorting is "Mme" of "Mme" of "Mdm" en het meervoud is mesdames (afgekort "Mmes" of "Mmes" of "Mdms"). De term is ontleend aan de Franse madame (Franse uitspraak:), wat 'mijn dame' betekent.
Miss (werkwoord)
Om niet te slaan.
"Ik heb het doel gemist."
"Ik probeerde de bal te schoppen, maar miste."
Miss (werkwoord)
Om niet te bereiken of te bereiken.
"een kans missen"
Miss (werkwoord)
De afwezigheid van iemand of iets voelen, soms met spijt.
"Ik mis je! Kom snel naar huis!"
Miss (werkwoord)
Niet begrijpen of een tekort aan waarneming hebben.
"mis de grap"
Miss (werkwoord)
Niet aanwezig zijn.
"Joe heeft de vergadering vanmorgen gemist."
Miss (werkwoord)
Te laat komen voor iets (een vervoermiddel, een deadline, etc.).
"Ik heb het vliegtuig gemist!"
Miss (werkwoord)
Willen zijn; iets missen dat aanwezig zou moeten zijn. transivity?
"De auto mist essentiële functies."
Miss (werkwoord)
Om de hand van een speler niet te helpen.
"Speler A: J7. Speler B: Q6. Tafel: 283. De flop miste beide spelers!"
Miss (werkwoord)
Niet scoren (een doelpunt).
Miss (werkwoord)
Fout gaan; zich vergissen.
Miss (werkwoord)
Afwezig zijn, tekortschieten of willen.
Miss (zelfstandig naamwoord)
Niet slagen.
Miss (zelfstandig naamwoord)
Een mislukking om te verkrijgen of te bereiken.
Miss (zelfstandig naamwoord)
Een vermijdingsactie (gebruikt met het werkwoord geven).
"Ik denk dat ik de vergadering mis zal gaan."
Miss (zelfstandig naamwoord)
De situatie waarin een item niet in een cache wordt gevonden en daarom expliciet moet worden geladen.
Miss (zelfstandig naamwoord)
Een titel van respect voor een jonge vrouw (meestal ongehuwd) met of zonder een gebruikte naam.
"U mag hier zitten, juffrouw."
"U mag hier zitten, juffrouw Jones."
Miss (zelfstandig naamwoord)
Een ongehuwde vrouw; een meisje.
Miss (zelfstandig naamwoord)
Een bewaarde vrouw; een minnares.
Miss (zelfstandig naamwoord)
In het spel van Three-Card Loo, een extra hand, op tafel, die kan worden vervangen door de hand die aan een speler is gedeeld.
Mevrouw (zelfstandig naamwoord)
Een beleefde adresvorm voor een vrouw of een dame.
"Mevrouw Gray vroeg zich af of de outfit die ze probeerde haar dik leek te maken. De verkoopassistent zei net:" Het past u, mevrouw "."
'Later zat mevrouw Gray in haar favoriete theewinkel.' Zou mevrouw de gebruikelijke slagroomtaarten en patisserie bij haar thee willen? 'Vroeg de serveerster.'
Mevrouw (zelfstandig naamwoord)
De minnares van een huishouden.
Mevrouw (zelfstandig naamwoord)
Een verwaand of twistziek meisje.
"Selina bleef duwen en schuiven tijdens muzikale stoelen. De lerares van de kleuterschool zei dat ze een slechtgehumeurde kleine mevrouw was."
Mevrouw (zelfstandig naamwoord)
Een vrouw die een bordeel runt, met name een die gespecialiseerd is in het vinden van prostituees voor rijke en belangrijke klanten.
"Nadat ze te oud was geworden om als prostituee te werken, werd ze mevrouw."
Mevrouw (werkwoord)
Aan te spreken als "mevrouw".
Miss (zelfstandig naamwoord)
Een hoffelijkheidstitel voorafgegaan door de naam van een meisje of een vrouw die niet is getrouwd. Zie Meesteres, 5.
Miss (zelfstandig naamwoord)
Een jonge ongehuwde vrouw of een meisje; want ze is een misser van zestien.
Miss (zelfstandig naamwoord)
Een bewaarde minnares. Zie Meesteres, 4.
Miss (zelfstandig naamwoord)
In het spel van Three-Card Loo, een extra hand, op tafel, die kan worden vervangen door de hand die aan een speler is gedeeld.
Miss (zelfstandig naamwoord)
De handeling van het missen; niet slaan, reiken, vinden, verkrijgen, etc.
Miss (zelfstandig naamwoord)
Verlies; willen; voelde afwezigheid.
Miss (zelfstandig naamwoord)
Vergissing; fout; fout.
Miss (zelfstandig naamwoord)
Schade door vergissing.
Mevrouw
Falen van slaan, reiken, krijgen, vinden, zien, horen, enz .; als je, om het doel te missen, schiet op; de trein missen door te laat te zijn; kansen missen om kennis te vergaren; om het punt of de betekenis van iets gezegd te missen.
Mevrouw
Weglaten; nalaten te hebben of te doen; zonder; afzien van; - nu zelden toegepast op personen.
Mevrouw
Om de afwezigheid of weglating van te ontdekken; de behoefte voelen aan; om het verlies van te rouwen; willen; zoals, om een afwezige geliefde te missen.
Miss (werkwoord)
Niet slagen; breed vliegen; om af te wijken van de ware richting.
Miss (werkwoord)
Om niet te verkrijgen, leren of vinden; - met van.
Miss (werkwoord)
Fout gaan; zich vergissen.
Miss (werkwoord)
Afwezig zijn, tekortschieten of willen.
Mevrouw (zelfstandig naamwoord)
Een gentlewoman; - een appellatie of hoffelijke adresvorm gegeven aan een dame, in het bijzonder een oudere of een getrouwde dame; - veel gebruikt in het adres, aan het begin van een brief, aan een vrouw. Het overeenkomstige woord in het aanspreken van een man is Sir; vaak afgekort tot mevrouw wanneer gebruikt als een adresterm.
Mevrouw (zelfstandig naamwoord)
De vrouw die de leiding heeft over een huishouden.
Mevrouw (zelfstandig naamwoord)
De vrouw die de leiding heeft over een bordeel.
Miss (zelfstandig naamwoord)
een jonge vrouw;
"een jonge dame van 18"
Miss (zelfstandig naamwoord)
een mislukking om te raken (of te ontmoeten of te vinden, enz.)
Miss (werkwoord)
niet waarnemen of vangen met de zintuigen of de geest;
"Ik heb die opmerking gemist"
"Ze miste zijn punt"
"We zijn een deel kwijt van wat hij zei"
Miss (werkwoord)
voelen of lijden aan het gebrek aan;
"Hij mist zijn moeder"
Miss (werkwoord)
nalaten een evenement of activiteit bij te wonen;
"Ik heb het concert gemist"
"Hij miste een week school"
Miss (werkwoord)
ongedaan maken of weglaten;
"Hoe kon ik die typfout missen?"
"De arbeiders op de transportband missen een op de tien"
Miss (werkwoord)
niet bereiken of bereiken;
"Ze miste haar trein"
Miss (werkwoord)
zonder zijn;
"Deze soep mist zout"
"Er ontbreekt iets in mijn juwelendoos!"
Miss (werkwoord)
niet bereiken;
"De pijl miste het doel"
Miss (werkwoord)
afwezig zijn;
"Het kind was een week vermist"
Miss (werkwoord)
niet ervaren;
"Gelukkig heb ik de orkaan gemist"
Mevrouw (zelfstandig naamwoord)
een verfijnde vrouw;
"een chauffeur opende de deur van de limousine voor de grote dame"
Mevrouw (zelfstandig naamwoord)
een vrouw die een prostitutiehuis runt
