Inhoud
-
landhuis
Een landhuis naar Engels recht is een landgoed in een land waarop het recht berust om een rechtbank te houden, dat wil zeggen een rechtbank. De juiste eenheid van ambtstermijn onder het feodale systeem is de vergoeding (of het leengoed), waarop het landhuis in de loop van de tijd is gevestigd, verwant aan de moderne vestiging van een "bedrijf" op een terrein in eigendom. Het landhuis wordt niettemin vaak beschreven als de fundamentele feodale eenheid van ambtstermijn en is historisch verbonden met de territoriale afdelingen van de mars, de provincie, de honderd, de parochie en de gemeente.
Manor (zelfstandig naamwoord)
Een landgoed.
Manor (zelfstandig naamwoord)
Het hoofdgebouw van een dergelijk landgoed of een vergelijkbare woning; een villa.
Manor (zelfstandig naamwoord)
Een district waarover een feodale heer bepaalde rechten en privileges in middeleeuws West-Europa kon uitoefenen.
Manor (zelfstandig naamwoord)
De heren residentie en de zetel van controle in zo'n district.
Manor (zelfstandig naamwoord)
Elk thuisgebied of territorium waarin autoriteit wordt uitgeoefend, vaak in een politie- of strafrechtelijk verband.
Manor (zelfstandig naamwoord)
Ones buurt.
Manner (zelfstandig naamwoord)
Actie modus; manier om iets uit te voeren of te doen
Manner (zelfstandig naamwoord)
Karakteristieke wijze van handelen of gedragen; lager
"Door zijn natuurlijke manier lijkt hij op de baas."
Manner (zelfstandig naamwoord)
De gebruikelijke manier van handelen; gewoonte.
"Deze mensen hebben vreemde manieren."
Manner (zelfstandig naamwoord)
goed, beleefd gedrag
Manner (zelfstandig naamwoord)
De schrijfstijl of gedachte van een auteur; de karakteristieke eigenaardigheid van een kunstenaar.
Manner (zelfstandig naamwoord)
Een bepaalde graad of maatregel.
"Het is op een manier die al is gedaan."
Manner (zelfstandig naamwoord)
Soort; soort; stijl.
"Allerlei personen doen mee."
Manner (zelfstandig naamwoord)
Culturele normen en gedrag van de geest.
Manor (zelfstandig naamwoord)
een groot landhuis met landerijen
"een Tudor herenhuis op het Engelse platteland"
"Kelmscott Manor"
Manor (zelfstandig naamwoord)
(in Engeland en Wales) een landeenheid, oorspronkelijk een feodale heerschappij, bestaande uit een heer demesne en land verhuurd aan huurders
"het recht om ertsen te ontginnen in het landhuis van Little Langdale"
Manor (zelfstandig naamwoord)
(in Noord-Amerika) een landgoed of district verhuurd aan huurders, met name een verleend door koninklijk charter in een Britse kolonie of door de Nederlandse gouverneurs van wat nu de staat New York is.
Manor (zelfstandig naamwoord)
het district onder een politiebureau
"zij waren de onbetwiste heersers van hun landhuis"
Manor (zelfstandig naamwoord)
een eigen buurt of werkgebied.
Manner (zelfstandig naamwoord)
een manier waarop iets wordt gedaan of gebeurt
"notities maken op een onopvallende manier"
Manner (zelfstandig naamwoord)
een stijl in literatuur of kunst
"een dramatisch gedicht op de manier van Goethe"
Manner (zelfstandig naamwoord)
een semantische categorie bijwoorden en bijwoorden die de vraag ‘hoe?’ beantwoorden
"een bijwoord van de manier"
Manner (zelfstandig naamwoord)
een soort of soort
"wat voor man is hij?"
Manner (zelfstandig naamwoord)
een uiterlijke houding of een manier van gedrag jegens anderen
"zijn arrogantie en pompeuze manier"
Manner (zelfstandig naamwoord)
beleefd of goed gefokt sociaal gedrag
"heeft je moeder je geen manieren geleerd?"
Manner (zelfstandig naamwoord)
sociaal gedrag of gewoonten
"Trevor verontschuldigde zich voor zijn zonen slechte manieren"
Manner (zelfstandig naamwoord)
de manier waarop een motorvoertuig handelt of presteert
"Ik heb geen klachten over de prestaties of wegmanieren"
Manor (zelfstandig naamwoord)
Het land dat toebehoorde aan een heer of edelman, of zo veel land dat een heer of groot personage in eigen handen hield, voor het gebruik en het levensonderhoud van zijn familie.
Manor (zelfstandig naamwoord)
Een stuk land bezet door huurders die een boerderijhuur betalen aan de eigenaar, soms in natura en soms door bepaalde bepaalde diensten te verrichten.
Manner (zelfstandig naamwoord)
Actie modus; manier om iets uit te voeren of te bewerkstelligen; methode; stijl; het formulier; mode.
Manner (zelfstandig naamwoord)
Karakteristieke wijze van handelen, leiden, zichzelf dragen of iets dergelijks; lagers; gebruikelijke stijl.
Manner (zelfstandig naamwoord)
Vervoer; gedrag; houding; ook gedrag worden; goed gefokte koets en adres; zoals, let op je manieren !.
Manner (zelfstandig naamwoord)
Bepaalde graad of maatregel; zoals het al op een manier is gedaan.
Manner (zelfstandig naamwoord)
De schrijfstijl of gedachte van een auteur; karakteristieke eigenaardigheid van een kunstenaar.
Manner (zelfstandig naamwoord)
Soort; soort; stijl; - in deze toepassing soms met de betekenis van een meervoud, soorten of soorten; zoals, alle manieren van mensen kwamen naar de verzameling.
Manor (zelfstandig naamwoord)
het landhuis van de heer van het landhuis
Manor (zelfstandig naamwoord)
het landgoed van een heer (inclusief het huis erop)
Manner (zelfstandig naamwoord)
hoe iets wordt gedaan of hoe het gebeurt;
"haar waardige manier"
"zijn snelle manier van praten"
"hun nomadische bestaanswijze"
"in de karakteristieke New Yorkse stijl"
"een eenzame manier van leven"
"op een schurende manier"
Manner (zelfstandig naamwoord)
een manier van handelen of gedragen
Manner (zelfstandig naamwoord)
een soort;
"wat voor man ben jij?"