Inhoud
Constrain (werkwoord)
Onder druk zetten; dwingen; verplichten.
Constrain (werkwoord)
Om binnen nauwe grenzen te blijven; inperken.
Constrain (werkwoord)
Om een resultaat te verminderen als reactie op beperkte middelen.
Constraint (zelfstandig naamwoord)
Iets dat beperkt; een beperking.
Constraint (zelfstandig naamwoord)
Een onweerstaanbare kracht of dwang.
Constraint (zelfstandig naamwoord)
Een voorwaarde waaraan een oplossing voor een optimalisatieprobleem moet voldoen.
Constraint (zelfstandig naamwoord)
Een koppeling of andere beperking die de integriteit van de database in stand houdt.
Beperken
Beveiligen door obligaties; ketenen; te binden of te beperken; stevig vasthouden; samentrekken.
Beperken
Om in een smal kompas te brengen; comprimeren.
Beperken
Tegenhouden met geweld; bedwingen; onderdrukken.
Beperken
Dwingen; dwingen; noodzakelijk maken; verplichten.
Beperken
Te schenden; te laven.
Beperken
Op een zodanige manier produceren dat een onnatuurlijk effect wordt verkregen; als een beperkte stem.
Constraint (zelfstandig naamwoord)
De handeling van beperking, of de toestand van beperking; dat wat dwingt tot, of weerhoudt van actie; dwang; terughoudendheid; noodzaak.
Constrain (werkwoord)
tegenhouden
Constrain (werkwoord)
beperken;
"Draai de regels aan"
"de regelgeving verstevigen"
Constraint (zelfstandig naamwoord)
de staat van fysiek beperkt zijn;
"honden moeten worden vastgehouden"
Constraint (zelfstandig naamwoord)
een apparaat dat iets beweging vertraagt;
"de auto had niet de juiste gordels gemonteerd"
Constraint (zelfstandig naamwoord)
de handeling van het beperken; de dreiging of het gebruik van geweld om de gedachten of het gedrag van anderen te beheersen